Intro
Een toepasselijke intro voor een biografie van Henri van Praag, lijkt mij het verhaal dat door de Chinese historicus Se-ma-tjièn is neergeschreven over de ontmoeting van K’oeng-foe-tseu (Confucius) met de mysticus Lao-Tseu, een verhaal dat Van Praag dikwijls zelf vertelde en ook publiceerde [1], en dat ons helemaal meeneemt in zijn wereld:
K’oen-foe-tseu ging naar Tsjeoe om met Lao-Tseu te spreken. Over zijn ontmoeting vertelde hij later aan zijn leerlingen:
“Ik weet dat vogels kunnen vliegen
Ik weet dat vissen kunnen zwemmen
Ik weet dat viervoeters kunnen lopen
De lopenden vangt men in vallen
De zwemmenden vangt men met netten
De vliegenden schiet men met pijlen
Maar de draak die naar de hemel stijgt
Door wind en wolken gedragen
Ik weet niet hoe men die moet vatten.
Heden zag ik Lao-Tseu:
Hij is als de draak.”
Moeilijk te vatten, omdat hij niet één iets was. Misschien komt ‘leraar’ er wel dicht bij, of ‘opvoeder/therapeut’, maar hij was dan ook weer meer dan dat, veel meer. Bovendien is er bij elke aanduiding waarmee je hem omschrijft, een ‘maar’ nodig. Godsdienstwetenschapper? Filosoof? Psycholoog? Ja, maar … Schrijver? Docent? Ja, maar… Jood? Ja, maar …
Moest ik maar enkele woorden mogen gebruiken om hem te omschrijven, dan zou ik er toch al minstens een tiental nodig hebben om ergens in de buurt te komen. Ik zou dan kiezen voor pedagoog, generalist, productief schrijver en begenadigd docent, eenheidsdenker, bruggenbouwer en tsaddik, een man Gods [2]. En voor elk van die aanduidingen moet je dan nog het adjectief ‘gedreven’ toevoegen. Een gedrevenheid vanuit een messiaanse toekomstvisie van, in zijn eigen woorden, “God die de mensheid naar een wereld van vrede en gerechtigheid voert en daarbij het joodse volk als zijn instrument gebruikt” [3]. Henri van Praag was dus ook joods.
Jeugdjaren
Van Praag werd op 12 september 1916 geboren in Amsterdam als derde zoon van Esther van Praag en diamantslijper Louis (Levi) van Praag. Zijn tweede naam was Naphtali.
Daarover schreef hij:
“Ik werd genoemd naar de oudste broer van mijn vader en die heette Hartog. Ome Hartog heette weer naar iemand die eigenlijk Hirsh heette, wat de Duitse vertaling was van het Hebreeuwse Zwi, wat ‘hert’ betekent. Daar het hert in de Bijbel wordt geassocieerd met Naphtali, was de synagogale naam Naphtali. “
Hij had twee oudere broers: Isidoor (Dorus), geboren op 30 november 1910, later advocaat en met één zoon Theo, en gestorven op 29 oktober 1962, en Benno (Benedictus Izaak), geboren op 28 september 1913, later niet gehuwd maar altijd voor zijn moeder gezorgd en gestorven op 25 februari 1979.
In 1923 verhuisde het gezin Van Praag naar Antwerpen. Van Praag volgde daar de lagere school, in die tijd blijkbaar vier graden, zoals op zijn diploma staat dat werd uitgereikt op 29 juli 1930 ‘met groote onderscheiding’ 😊.
Hij vertelde dat hij, in zijn tijd in Antwerpen vaak spijbelde om zigeuners op te zoeken die in de buurt een kamp hadden opgetrokken, van wie hij veel zou hebben geleerd.
In 1931 stond het gezin Van Praag weer ingeschreven in Amsterdam. Hij was toen vijftien en was gestart met een opleiding aan de Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
1932
Uit zijn notities (archief Hilversum)
Als jongen van zestien jaar had ik een merkwaardige droom. Daarin zag ik heel duidelijk ons groene keukentrapje. Op iedere trede stond een kaars. De onderste kaars brandde het sterkste. De bovenste het zwakste. Toen ik ontwaakte, zei ik, ik heb vannacht van het innerlijk licht gedroomd. Hoe hoger men stijgt op de maatschappelijke ladder, hoe zwakker brandt dikwijls het innerlijke licht.
Daarover zegt hij later:
“Ik begreep toen, hoe hoger je komt, hoe minder het innerlijk licht wordt. Toen heb ik de belofte afgelegd, dat ik nooit zou streven naar een positie.” (Bibebinterview december 1973).
1934-1935
Het zijn toch wat moeilijkere jaren geweest zoals hij vertelt over zijn bijzondere ervaring op zijn achttiende in een park in Amsterdam waar hij wordt aangesproken door een man die op de bank zit en hem begroet met een ‘goede dag’.
“Ik was een jongen van een jaar of zeventien achttien en ik had de grootste innerlijke onrust die een mens kan hebben en ik liep door het park en hij zat op een bank. En die zei ‘goede avond’ tegen me. En vanaf dat ogenblik – en ik ben nu, morgen word ik zestig, dus een hele tijd geleden -sinds die tijd ben ik nooit meer een keer eenzaam geweest. Vanaf het ogenblik dat hij gewoon goedenavond tegen me zei.
Ja, hoe kan je dat uitleggen? Het woordje goed. In de bijbel staat dat God het licht zag, en dat het goed was en de dag dat het goed was. Hij noemde het licht dag, dus hij noemde de dag goed. Dat betekent gewoon eigenlijk ‘goede dag’. En hij zei ‘goede avond’. Dat kan in een mens zo volkomen betekenen dat je voelt dat iemand niet alleen met je is maar ook weet, dat alle dingen ten goede zijn. Een enkel woord kan zo veel verandering brengen. “
Dit zou de eerste ontmoeting zijn geweest met een joodse leermeester/mysticus die verder wat verborgen blijft in het verhaal. Van Praag noemde hem niet bij naam. Wellicht wilde de man zelf, en ook Van Praag, dat het wat in de verborgenheid bleef.[4]
In het archief van Van Praag is de neerslag te vinden van een aantal van zijn gesprekken met deze leermeester onder de titel: “Gesprekken met Adam Grünbaum”, mogelijks diens echte naam, ook al zou het een pseudoniem kunnen zijn.
Gesprekken met Adam Grünbaum :
“Wat moet ik het eerste afleren?”
“Over iets een oordeel te hebben. Als u alles aanvaardt zonder enige kritiek, dan hebt u een grote stap gedaan in de goede richting.”
“Ook het lijden?”
“Juist het lijden, dat is de betekenis van het kruis opnemen. Christus volgen betekent uitsluitend, alle leed uit Gods Hand aanvaarden.”
1935
“En… Ik weet nog heel goed dat ik een jaar of achttien negentien was, en mystiek in mijn leven een grote rol ging spelen, dat mijn leermeester tegen me zei, dan moet je goed weten dan mag je nooit meer een boek schrijven of nooit meer in het openbaar spreken. Als je dat doet, dan houd je op met mysticus te zijn.
Het is vooral door de oorlog gekomen, wat ik toen meegemaakt heb, dat ik gedacht heb, neen, er moeten ook mensen zijn die bepaalde ervaringen doorgeven, overdragen. Er moeten mensen zijn die er ergens tussen in staan. En daar heb ik toen voor gekozen.
Maar dat is het verschil met een mysticus. Een mysticus die leeft gewoon anders. Die neemt gewoon een groter deel van zijn leven om die koptelefoon met het onzienlijke op te hebben.
In de ogenblikken in mijn leven, – God zij dank nog heel vele, – dat ik dat dan hoor en versta, dan heb ik daar wel weer een ontzaglijk heimwee naar.”
Rond diezelfde tijd, in 1935, rond zijn 19de, sloot hij zich in Amsterdam aan bij de AMVJ: de Amsterdamse Maatschappij voor Jongeren, waarover dadelijk meer.
In 1936 sloot hij de vijfjarige cursus op de Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen af met een diploma als hulponderwijzer.
Op deze kweekschool leerde hij ook Leny van Huystee kennen, met wie hij later na de oorlog is getrouwd.
In 1936 richtte hij het instituut Hulp bij Studie op, waar van ’36 tot ’53 leerlingen werden opgeleid voor het diploma HBS (hogere burgerschool), Gymnasium, Mulo (meer uitgebreid lager onderwijs) en het staatsexamen, een landelijk examen dat studenten afleggen om hun middelbare schooldiploma te behalen. (Bibeb interview 1973).[5]
Daarnaast had hij ook nog een praktijk als psycholoog en psychotherapeut.
In 1938 behaalde hij op de Gemeentelijke Kweekschool zijn akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer, en in 1939 de akte van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de beginselen der Fransche Taal.
AMVJ en Eijkman
In deze jonge jaren vóór de oorlog heeft zijn aansluiting en zijn lidmaatschap bij de AMVJ een bijzondere en cruciale rol gespeeld in zijn verdere ontwikkeling. Vandaar iets meer over deze organsiatie: Wat was deze AMVJ die zo een belangrijke rol heeft gespeeld in zijn leven? En waarom sloot hij zich daarbij aan?[6]
De AMVJ was een organisatie voor algemeen vormend jeugdwerk vanuit een christelijke achtergrond, opgezet naar het model van de YMCA (Young Men’s Christian Association), met zowel sport als culturele en vormingsactiviteiten. Al sinds 1909 had men er voor gekozen om de C in de naam weg te laten. AMVJ wilde een organisatie zijn die openstond voor iedereen, maar de leiding was wel christelijk en het werk geschiedde vanuit een christelijke inspiratie die duidelijk diende worden in haar dienstverlening en activiteiten. De evangelisatiedoelstelling (zieltjes winnen) stond niet meer op de eerste plaats en was zelfs geschrapt. Alle jongemannen van alle lagen van de bevolking en van alle gezindten waren er welkom, maar vanuit een sociologisch standpunt was het AMVJ een product van een groep in de samenleving die in Franrijk als H.B.P., ‘haute bourgeoisie protestante’, werd aangeduid.
In deze AMVJ leerde Van Praag de bijzondere man, theoloog en predikant Johan Eijkman kennen, tot 1940 de drijvende kracht van het AMVJ, die hij later omschreef als één van zijn leermeesters.
Het AMVJ had sinds 1928 tevens een Centraal Gebouw aan het Leidsebosje in Amsterdam waar jongeren bij elkaar kwamen voor allerhande activiteiten en sporten (met zelfs het enige overdekte zwembad met een 25-meterbaan in Amsterdam) , maar ook bijeenkomsten, lezingen en werkgroepen, zeg maar, in die tijd, ‘the place to be’ voor jonge mannen (uit de hogere burgerij) in Amsterdam.
Zondagochtenbijeenkomsten
Eijkman, al sinds 1920 bij de AMVJ, startte er reeds in die eerste jaren met zondagochtendbijeenkomsten voor jongeren. Op de lijst van bezoekers staan bekende namen, waaronder bijvoorbeeld Martin Langeveld, later hoogleraar pedagogiek in Utrecht, en nog later medeoprichter van en gastdocent aan de Internationale Universiteit van Lugano, maar ook de dochters van Philip Kohnstamm, die van Praag later ook één van zijn leermeesters noemde. Die zondagochtendbijeenkomsten zijn blijven duren tot zelfs nog in de oorlog en op het hoogtepunt op drie plaatsen tegelijk, met gezamenlijk telkens een vijftienhonderd bezoekers.
Eijkman in dialoog met jodendom
Eijkman had een open geest en was niet enkel oecumenisch ingesteld, maar opende ook een deur voor het jodendom. Zijn belangstelling voor het jodendom werd allereerst gevoed door Miskotte die in 1935 zijn dissertatie “Het wezen van de Joodsche religie” publiceerde. Eijkman en Miskotte waren leeftijdsgenoten, beiden theoloog en predikant bij de Hervormde Kerk.
Als één van de eersten ging hij dan ook in dialoog met joden tijdens zijn gespreksgroepen, waar o.m. van Praag aan deelnam.
Maarten van der Linde zegt hierover:
“Eijkman is in Nederland als eerste begonnen met een echte dialoog tussen christenen en joden. Dat heeft Henri van Praag (1916-1988), na 1945 in Nederland de grote promotor van deze dialoog, meermalen en nadrukkelijk gesteld. Eijkman stimuleerde de methode van dialoog in zijn AMVJ-gespreksgroepen rond de bijbel in de jaren dertig, aldus van Praag. Hij stimuleerde het niet alleen, hij was zelf de vleesgeworden dialoog.”
En citeert dan Van Praag;
“Op die kringen kwamen mensen, waarvan men de namen niet eens wist, van buiten dus, dat waren geen AMVJ-leden. Interesseerde Eijkman ook niet. …
Eijkman was een dialogisch mens, hij vertaalde in de taal van mensen. Hij was volledig geïnteresseerd. Hoe weinig komt het voor dat mensen echt luisteren: Eijkman had die gave.”
Eijkman onder de indruk van het verzet van Karl Barth
Toen in 1933 in Duitsland een kerkstrijd ontbrandde naar aanleiding van de Arierparagraph die inhield dat als christen gedoopte joodse predikanten dienden te worden ontslagen, speelde Karl Barth in het verzet een belangrijke rol. In 1934 kwamen een aantal predikanten samen onder de naam Bekennende Kirche en zij publiceerden de Barmer Thesen , een ‘oorlogsverklaring’ aan de ‘Duitse christenen’ en indirect aan Hitler en zijn nationaalsocialistische partij. Eijkman volgde de ontwikkelingen in Duitsland en was erg onder de indruk van Barth. Hij nodigde Barth uit in Nederland en en zij werden zelfs bevriend.
Tijdens het eerste bezoek van Barth nodigde Eijkman enkele Nederlandse theologen uit om met hem in gesprek te gaan. Miskotte was één van hen. Hij werd later (volgens Wikipedia) de ‘pleitbezorger in Nederland van de Zwitserse theoloog Karl Barth‘.
Eijkman in de weer voor joodse vluchtelingen
In 1936 kwam de AMVJ met een eigen versie, de Amerfoortse stellingen, in verzet tegen het nationalsocialisme, met (in stelling 4) een duidelijke afwijzing van het antisemitisme en een oproep tot hulp aan de slachtoffers van de jodenvervolging. Dat was niet enkel een stelling, maar een reëel actiepunt: sinds 1936 zette Eijkman zich daadwerkelijk in om vluchtelingen uit Duitsland te helpen en zorgde hij er o.m. voor dat een joods kinderhuis over de grens werd gesmokkeld. Na de Reichskristallnacht van november 1938 stuurde hij een aantal bussen naar de grens om daar zoveel mogelijk vluchtelingen op te halen en tijdelijk te huisvesten in het AMVJ-gebouw. Verder bedacht hij een plan voor een grote “nationale collecte voor vervolgden wegens ras en geloof”. De collecte werd op 3 december 1938 in gans Nederland gehouden waarbij meer dan 400.000 gulden werd ingezameld. Het AMVJ-gebouw was twee weken lang het actiecentrum van deze collecte.
Eijkman moet hierdoor een enorme indruk hebben gemaakt op Van Praag.
De oorlogsjaren
Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Van Praag was toen bijna 24 jaar.
Hij was betrokken bij de inspectie van het joodse onderwijs. Toen van hen werd geëist zelf deportatielijsten op te stellen, dook hij samen met zijn broer Benno onder (Mijn jodendom, p. 14).
Via de Amsterdamse predikant Jan Koopmans, uit de kring van Eijkman, verkreeg hij illegaal een doopbewijs.
Van Praag leefde ondergedoken op een drietal verschillende plaatsen in Amsterdam. Leny van Huystee die hij op de kweekschool had leren kennen, zorgde deze hele tijd voor hem en zijn broer.
In juli kwam ook Eijkman in contact met de eerste uitsluitingsmaatregelen voor joden. Eijkman kon daar niet mee leven en kwam met een brochure ‘Wij bouwen verder. Maar op welke grondslag?’, waarin hij zich, conform Karl Barth, kritisch afzette tegen een samenwerking met de ‘nieuwe’ machthebbers en elke andere grondslag voor een samenleving dan Christus afwijst: neen tegen rassenverheerlijking en racisme, neen tegen totalitair denken, neen tegen een Blut und Boden-ideologie.
Op 7oktober 1940 werd Eijkman gearresteerd en naar Buchenwald getransporteerd. Een jaar later werd hij ernstig ziek, werd kort daarna vrijgelaten en kwam terug naar Nederland. Eind 1944, kort voor zijn dood, zouden Van Praag en Eijkman elkaar nog in het geheim ontmoet hebben.
Heel wat familieleden van Van Praag werden tijdens de oorlog weggevoerd. Ook zijn beide ouders [7] en oudste broer werden naar Theresienstadt weggevoerd, maar zijn na de oorlog kunnen terugkeren.
Meer dan 104.000 mensen werden in Nederland als Joden vervolgd en overleefden de Holocaust niet, waaronder meer dan zeventig verwanten van Henri van Praag.
[1] Lao-tseu, Tao-Tê-Tjing, vertaald door ir. J.A. Blok, opnieuw bewerkt en ingeleid door prof. H. van Praag, Ankh-Hermes, Deventer, 1994, p.10-12.
[2] ‘Een man Gods’… was ook de ondertitel van de door hem geschreven necrologie over één van zijn leermeesters en groot voorbeeld, Philip Abraham Kohnstamm.
[3] Houwaart Dirk (red.), Mijn jodendom, J.N. Voorhoeve, Den Haag, 980, p.20
[4] In de bio van Wikipedia wordt geopperd dat het mogelijks zou gaan om een zekere Chouchani, ook de leermeester van Elie Wiesel en Emmanuel Levinas, maar Van Praag noemde hem niet bij naam.
[5] Op Wikipedia staat dat hij ‘in 1939 hij leiding had over de cursussen voor de staatsexamens, voor de hbs, gymnasium en mulo vanwege de lerarencombinatie M.O. Cotabo.’ Bio op Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Henri_van_Praag
[6] Van der Linde, Maarten, Het visioen van Eijkman. Dr. J. Eijkman, de Amsterdamse Maatschappij voor Jongemannen en de vernieuwing van Nederland 1892§1945. Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2003, 457 pp’s.
[7] Zijn moeder: https://www.joodsmonument.nl/nl/page/441849/esther-van-praag-van-praag
Zijn vader: https://www.joodsmonument.nl/nl/page/322042/levie-van-praag






